Biologie wilde kat

Biologie over de Wilde kat

Algemene naam: Wilde kat
Wetenschappelijke naam: Felis silvestris
Leeftijd: Ongeveer 7 tot 10 jaar in het wild en tot 20 jaar in gevangenschap
Topsnelheid: 50 km/u
Schouderhoogte: 25 tot 35 cm
Kop-romplengte: 45 tot 75 cm
Staart lengte: 25 tot 40 cm
Gewicht: Vrouw gemiddeld 2,5 tot 4 kg, man gemiddeld 3 tot 6,5 kg
Voeding: Vleeseter (Carnivoor)
IUCN-status: Niet bedreigd

© Shutterstock

Wilde Kat (Felis silvestris)

Herkenning:
De wilde kat lijkt op een grote huiskat, maar heeft een robuuster lichaam, een dikkere staart met duidelijke zwarte ringen en een zwarte punt. Hun vacht is grijsbruin met vage strepen, zonder de markante rozetten die bij sommige andere wilde katten voorkomen. Ze hebben brede koppen en relatief korte poten. Wilde katten wegen doorgaans tussen de 3 en 7 kilo en hebben een gespierd lichaam, wat hen tot efficiënte jagers maakt.

Inheems:
De wilde kat was ooit wijdverspreid in Nederland, maar verdween door ontbossing en hybridisatie met verwilderde huiskatten. Sinds enkele jaren zijn ze weer teruggekeerd in Zuid-Limburg, waar ze vanuit de Eifel en Ardennen opnieuw hun intrek hebben genomen.

Pootafdruk:
De pootafdruk van een wilde kat lijkt veel op die van een huiskat, maar is iets groter en ronder. De voorpootafdruk is meestal 4 tot 5 cm breed, en de teenkussentjes zijn rond. Ze laten geen klauwafdrukken achter, omdat hun klauwen ingetrokken blijven tijdens het lopen. Wilde katten lopen vaak langs dezelfde routes, waardoor je duidelijke paden kunt vinden in hun leefgebied.

Voedsel:
Wilde katten zijn carnivoren en jagen vooral op kleine zoogdieren zoals muizen, ratten en konijnen. Ze jagen voornamelijk in de schemering en ‘s nachts, waarbij ze hun prooi besluipen en snel toeslaan. Hun dieet bestaat ook uit vogels, reptielen en soms insecten. Wilde katten hebben een vast jachtgebied waar ze regelmatig terugkeren naar succesvolle jachtlocaties.

Habitat:
Wilde katten leven in uitgestrekte bossen met dichte ondergroei, waar ze zich kunnen verbergen en jagen. Ze geven de voorkeur aan bosranden en gebieden met voldoende dekking, zoals struiken en boomstammen. In Nederland zouden bossen in Zuid-Limburg en andere afgelegen gebieden in het oosten en zuiden geschikte leefgebieden kunnen zijn.

Leven in een groep (solitair):
Wilde katten zijn solitaire dieren en leven meestal alleen, behalve tijdens de paartijd en wanneer een moeder voor haar jongen zorgt. Ze hebben een territorium dat overlapt met dat van andere wilde katten, maar ze vermijden meestal direct contact.

Voortplanting:
De paartijd is in het vroege voorjaar, meestal tussen februari en maart. Na een draagtijd van ongeveer 65 dagen worden 2 tot 5 kittens geboren. De jongen blijven ongeveer zes weken in het nest voordat ze beginnen met het verkennen van de omgeving. Ze blijven bij hun moeder tot ze ongeveer zes maanden oud zijn, waarna ze hun eigen territorium zoeken.

Verspreiding:
Wilde katten komen voor in grote delen van Europa, met name in de bossen van Frankrijk, Duitsland en de Ardennen. In Zuid-Limburg zijn de afgelopen jaren weer wilde katten waargenomen, wat aangeeft dat ze langzaam hun leefgebied uitbreiden richting Nederland.

Waarnemingen:
In Zuid-Limburg zijn sinds 2015 weer meerdere wilde katten waargenomen. Het gaat waarschijnlijk om dieren die vanuit de Eifel of Ardennen Nederland zijn binnengekomen. Met betere bescherming en natuurnetwerken zou hun aantal in Nederland kunnen groeien.

Uitwerpselen:
De uitwerpselen van een wilde kat lijken op die van een huiskat, maar zijn vaak langer en bevatten resten van haar, botten en soms veren. Ze zijn meestal 1,5 tot 2 cm dik en worden vaak op verborgen plekken achtergelaten, zoals onder struiken of bij boomwortels.